Tamar Bagrationi (1160 - 1213)
Het Georgische rijk bereikte haar politieke hoogtepunt onder koningin Tamar, de achterkleindochter van koning David de Bouwer.
Dat rijk strekte zich uit van Dagestan tot Azerbeidzjan. Ook werden enkele Oost-Turkse provincies veroverd. Het grondgebied besloeg al het land tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, grote stukken van Armenië en Azerbaidjan, noordelijke delen van Perzie (Iran) en het noord-oosten van Turkije (Lazistan, Trabzon/Comnenië). Door de uitbreiding van het grondgebied, en de vele vazalstaten rondom die het land schatplichtig waren, nam de welvaart enorm toe en men sprak toen over het land waar de boeren leefden zoals edelen, de edelen zoals prinsen, en de prinsessen zoals koningen.
De officiële titel van Koningin Tamar weerspiegelt perfect haar macht in die tijd: Tamar Bagrationi, Uitverkorene van God, Koningin van de Abchaziërs, Georgiërs, Rans, Kachetiërs en Armeniërs, Sjeik van Shirvan en Sjeik van de Sjeiks, Heerseres van het Oosten en het Westen.
Tamar Bagrationi werd in 1160 geboren (sommige bronnen vermelden 1154), als het enige kind van koning Giorgi III (1156-1184), en was de achterkleindochter van de groteDavid de Bouwer (1089-1125), die in 1122 Georgië één had gemaakt. Tamar was de eerste vrouw die het tot koningin bracht in het feodale Georgië, en op haar dochter Rusudan (1223-1245) na, zijn er nooit geen andere vrouwen geweest die het tot de hoogste positie van het land brachten. Overigens is er soms een misverstand omtrent de titel koning(in). Het Georgische Tamar Mepe wordt dikwijls vertaald als koning(in) Tamar maar mepe betekent in feite letterlijk monarch.
De kroon verzilveren in het al eeuwenlang door mannen gedomineerde Georgië, was aanvankelijk geen eenvoudige zaak. Ondanks het feit dat haar vader haar had gekroond als medeheerseres in 1178, zal de adel, bij zijn overlijden in 1184, opnieuw twijfels koesteren over de rechtsgeldigheid van haar kroning en dreigde haar te onttronen. De patriarch Mikel Mirianisdze, dwong aldus Tamar om hem de post van kanselier te geven.
In 1185 verplichtte de darbazi ( Raad van vertegenwoordigers van de adel -een vroege voorloper van het huidige parlement), Tamar om met prins Yuri Bogolyubsky uit Kiev te huwen. Hij was de zoon van de Groot-Hertog van Suzdal, Andrei Bogolyubsky, die al spoedig een onverbeterlijke dronkaard, avonturier en rokkenjager bleek te zijn (een typische Rus zeggen de Georgiërs). Het huwelijk liep al snel op de klippen en werd in 1187 ontbonden en Tamar verbande Yuri naar Konstantinopel in Byzantium, om hem te straffen voor zijn buitenechtelijke (en/of homoseksuele) escapades en gecomplotteer met de adel.
Haar kansen om werkelijk te regeren verhoogden weer bij de dood van patriarch Mirianisdze, alsook onder druk door het arrest van de leider van de weerspannige adel, Qutlu-Arslan, die plannen broedde om een staatshervorming door te voeren, waarbij het enkel de adel zou zijn die de politieke lijn van Georgië zou bepalen en het koningshuis slechts een protocollaire functie kreeg toegewezen.
In 1189 huwde Tamar de Ossetische prins David Soslan, en twee jaar later (1191) werd hun zoon Giorgi Lasha (Giorgi IV, 1212-1223) geboren en later nog een dochter, Rusudan, die tevens koningin van Georgië zou worden (1223-1245). Haar eerste man, Yuri Bogolyubsky had de hoop op een terugkeer echter nog niet opgegeven en in 1191 zou hij aan het hoofd van een groep West-Georgische edelen en feodale heersers, die het niet eens waren met de gevoerde politiek van Tamar, een gewapende opstand leiden tegen Tamar, die zij gelukkig met de hulp van haar medestanders snel kon neerslaan. En opnieuw werd hij naar Konstantinopel verbannen. Pas na deze rebellie van 1191, kreeg koningin Tamar eindelijk de handen vrij om te regeren.
De oorlog tegen de Turkse invallers ging onverminderd door. De koningin beperkte zich tot tot het plannen van de oorlogsstrategie en het toespreken van de troepen voor de veldslag, maar het leiden van de slag liet zij meestal aan haar man koning David Soslan over. Alhoewel, in 1205, toen reeds een veertiger, marcheerde zij eens blootsvoets in een veldslag, haar soldaten moed insprekend bij elke wending in de slag. Een gezegde in die tijd was De leeuwin herkent men aan haar klauwen, Tamar aan haar daden.
In 1195 leiddeDavid Soslan een massaal tegenoffensief tegen de Turken waar, bij de slag om Shamkhor (stad in het huidige Azerbaidjan), een leger van 400.000 Turken door amper 90.000 Georgische soldaten werd vernietigd. In 1203 zal David Soslan dit nog eens overdoen in Basiani (het huidige Karachai-Balkarië grenzend ten noorden van Svaneti). Het Georgische leger trok verder langs de kust van de Zwarte Zee naar het zuiden en kon het land van de stammen van Laz en Chan heroveren. De Georgiërs veroverden Trebizond, Sam sun, Sinope, Cerasus, Kotyora en Heraclea.
Na de val van Constantinopel in 1204 door de Vierde Kruistocht vormt koningin Tamar Trebizond (thans Trabzon) om tot een nieuw Byzantijns Koninkrijk dat al de omringende gebieden bevatte. Trebizond kwam onder het gezag van Alexis Comnenis die aanvankelijk gevangen zat in Georgië.
In het eerste decennium van de 13de eeuw maakte Tamar het sultanaat van Erzink (het huidige Erzincan gelegen ten zuiden van Trabzon) en het emiraat Arzrum (het oude Armeense Arzerum) tot vazalstaten. Tussen 1208 en 1209 voegt Tamar daar nog Archesh bij, en in 1210 veroverde het Georgische leger de steden Marand, Tabriz, Miyaneh en Zenjan (Azerbaidjan) en Kazvin (Qazvin in het Noorden van Iran), die van dan af aan de Georgische schatkist belastingplichtig werden. De bergvolken van Transkaukasië zwoeren onvoorwaardelijke eeuwige trouw aan Tamar.
In deze tijd werd ook het hoogtepunt van de Georgische literatuur geschreven: "De ridder in het pantervel" van Sjota Roestaveli (ca. 1200). Dit is een heldendicht, opgedragen aan koningin Tamar. Iedereen in Georgië kent het. De belangrijkste straat in Tbilisi, waar ook het eerder genoemde beeld van David de Bouwer staat, is naar hem vernoemd.